de angst om ernstig ziek te zijn

Ziektevrees

ziektevrees

Veel mensen maken zich wel eens zorgen over hun gezondheid. Een pijntje hier, een onverklaarbaar plekje daar. Meestal ebt het weg zodra het weer beter gaat of je iets anders aan je hoofd hebt. Maar voor sommige mensen nemen deze zorgen een chronisch karakter aan. Dan spreken we van ziektevrees, de angst om ernstig ziek te zijn en daar mogelijk aan te sterven. Mensen zeggen vaak: het gaat zo goed in mijn leven, wat als ik het allemaal kwijt raak? Naarmate je ouder wordt, hoor je ook steeds meer mensen in je omgeving die ziek zijn, bijvoorbeeld kanker hebben of een hartinfarct krijgen. Deze angst is dus eigenlijk een vorm van controle en heeft als functie het beschermen van het leven.

 

Wat is ziektevrees?
Ziektevrees is de voortdurende angst om een ernstige ziekte te hebben of te krijgen, ondanks geruststellende medische onderzoeken of het ontbreken van duidelijke lichamelijke aanwijzingen. Iemand met ziektevrees is sterk gefocust op lichamelijke signalen, interpreteert normale of onschuldige sensaties als bewijs van iets ernstigs en zoekt herhaaldelijk bevestiging bij artsen of naasten. Er is sprake van een patroon: verhoogde aandacht voor het lichaam zorgt ervoor dat je ook daadwerkelijk meer (normale dingen) gaat voelen en mogelijke gevaren denk te ontdekken. Deze verhoogde aandacht leidt vaak tot de gedachte ziek te zijn, wat angst oproept. Die angst leidt tot overmatig geruststelling zoeken. Dat helpt vaak maar even, maar wordt al snel gevolgd doordat je een nieuwe bron van onrust krijgt. Deze cyclus herhaalt zich vaak tientallen keren per dag.

Veel mensen met ziektevrees herkennen zich niet direct in een psychische stoornis. Ze vinden zichzelf juist realistisch of voorzichtig. Dat maakt het erkennen van het probleem soms lastig, ook richting de hulpverlening. Vaak zal de huisarts je op het spoor van ziektevrees zetten als je voor de zoveelste keer bij haar aanklopt.

 

Hoe vaak komt het voor?
Ziektevrees komt voor bij ongeveer 1 tot 3 procent van de bevolking. In huisartsenpraktijken ligt dit percentage veel hoger, soms rond de 10 procent. Het komt bij mannen en vrouwen ongeveer evenveel voor. Vaak begint het in de jonge volwassenheid, maar het kan levenslang sluimeren. Zonder goede aanpak ervan kunnen de klachten blijven bestaan of verergeren ze zelfs.

 

Wat gebeurt er in je lichaam en brein?
Mensen met ziektevrees zijn vaak hyperalert op signalen uit hun lichaam. De hersengebieden die hierbij betrokken zijn (onder andere de amygdala, zie het brein) reageren overactief. Onschuldige prikkels zoals spiertrekkingen of hartkloppingen worden sneller opgemerkt en negatief geïnterpreteerd. Door deze interpretatie raakt het stresssysteem geactiveerd: de hartslag versnelt, de ademhaling wordt oppervlakkiger, spieren spannen zich aan. Het lichaam raakt in een toestand van paraatheid die op zijn beurt weer nieuwe lichamelijke sensaties oproept, die de angst dan weer bevestigen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel waarin lichaam en geest elkaar voortdurend versterken. Ook zien we bij ziektevrees een zogeheten cognitieve vertekening: het brein selecteert vooral informatie die bevestigt dat er iets mis kan zijn en negeert geruststellende gegevens. Zelfs medische uitslagen worden gewantrouwd, omdat de innerlijke dreiging als sterker wordt ervaren dan de feitelijke geruststelling. Je angstsysteem is als het ware op hol geslagen. Hieronder vind je meer informatie over ziektevrees vanuit een combinatie van biologie, psyche en sociale ervaringen.

 

Het biopsychosociale perspectief
Biologisch

  • Verhoogde gevoeligheid voor lichamelijke prikkels
  • Erfelijke aanleg voor angst of hypervigilantie
  • Slaapproblemen en hormonale ontregeling

Psychologisch

  • Lage tolerantie voor onzekerheid (je wordt steeds angstiger bij steeds lichtere sensaties)
  • Catastrofaal denken en selectieve aandacht voor mogelijke gevaren
  • Aangeleerde koppeling tussen lichamelijke sensaties en dreiging

Sociaal

  • Opvoeding waarin ziekte centraal stond of juist werd gebagatelliseerd
  • Ervaringen met ziekte in de directe omgeving
  • Overconsumptie van medische informatie (bijvoorbeeld via internet)
  • Gebrek aan erkenning of controle in andere levensgebieden

Wat kun je eraan doen?
Cognitieve gedragstherapie is de voorkeursbehandeling bij ziektevrees. Deze richt zich zowel op de gedachten (interpretaties, overtuigingen) als op het gedrag (controle, geruststelling zoeken). In therapie leren mensen:

 

  • Ziektegedachten onderzoeken en uitdagen
  • Verminderen van het zoeken van medische informatie of overmatige geruststelling
  • Oefenen met blootstelling aan lichamelijke sensaties zonder direct te reageren
  • Geleidelijke opbouw van zelfvertrouwen in de eigen lichamelijke signalen
  • Beter omgaan met onzekerheid (verdragen ervan)

Een belangrijk onderdeel is stoppen met geruststelling zoeken, zowel bij artsen als via internet. Dit kun je stapsgewijs leren afbouwen. Ook wordt gewerkt aan het verleggen van je aandacht naar betekenisvolle activiteiten, het versterken van autonomie en het verminderen van piekergedrag. Daarnaast kun je ook denken aan Acceptance and Commitment Therapy om te leren anders met je angst om te gaan.

 

Geraadpleegde bronnen
American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5e ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.
Furer, P., & Walker, J. R. (2008). Health anxiety: Clinical and research perspectives on hypochondriasis and related conditions. Hoboken, NJ: Wiley.
Hedman, E., Andersson, E., Lindefors, N., Lekander, M., & Rück, C. (2016). Health anxiety in DSM-5: Validation of illness anxiety disorder. BMC Psychiatry, 16(1), 1–10.
Taylor, S., & Asmundson, G. J. G. (2004). Treating health anxiety: A cognitive-behavioral approach. New York, NY: Guilford Press.
Trimbos-instituut. (2023). Feiten en cijfers over somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Utrecht: Trimbos-instituut.
Van den Bergh, O., Witthöft, M., Petersen, S., & Brown, R. J. (2017). Symptoms and the body: Taking the inferential leap. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 74, 185–203.
Weck, F., Neng, J. M. B., Richtberg, S., & Stangier, U. (2012). Cognitive therapy for hypochondriasis: A randomized controlled trial. Psychological Medicine, 42(1), 107–117.