Jeffrey E. Young werd geboren in 1950 in de Verenigde Staten. Hij groeide op in een middenklassegezin waarin het belang van onderwijs en persoonlijke ontwikkeling sterk werd benadrukt. Over zijn vroege leven is relatief weinig bekend in vergelijking met sommige oudere psychologen, maar duidelijk is dat Young van jongs af aan geboeid was door de menselijke geest en de vraag waarom mensen vasthouden aan patronen die hen ongelukkig maken.
Young studeerde psychologie aan Yale University, een van de meest prestigieuze universiteiten van de Verenigde Staten. Daarna vervolgde hij zijn opleiding aan de University of Pennsylvania, waar hij onder supervisie van Aaron T. Beck werkte (grondlegger van de cognitieve gedragstherapie of CGt). Binnen Becks onderzoekscentrum ontwikkelde Young een stevige basis in de cognitieve therapie die in de jaren zeventig en tachtig opkwam als een wetenschappelijk onderbouwd alternatief voor de klassieke psychoanalyse en het behaviorisme.
Aanvankelijk paste Young de technieken van CGT toe bij uiteenlopende cliëntengroepen. Hij begon al snel te merken dat sommige cliënten, vooral mensen met hardnekkige, langdurige problemen zoals persoonlijkheidsstoornissen, onvoldoende profiteerden van de “klassieke” cognitieve technieken. Waar CGt sterk gericht was op het uitdagen van disfunctionele gedachten in het hier-en-nu, merkte Young dat bij veel cliënten diepere emotionele patronen een rol speelden, vaak geworteld in ervaringen uit de jeugd. Deze patronen lieten zich niet eenvoudig veranderen door alleen rationeel te redeneren.
Uit deze observaties ontstond geleidelijk zijn nieuwe benadering: schematherapie. Young ontwikkelde schematherapie in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw als een verrijking en uitbreiding van de cognitieve gedragstherapie. Waar klassieke CGt zich vooral richtte op het corrigeren van denkfouten, richtte schematherapie zich op het opsporen van dieperliggende schema’s: negatieve overtuigingen en gevoelsstructuren die zijn ontstaan door onvervulde emotionele basisbehoeften in de jeugd.
In schematherapie zijn deze schema’s niet slechts denkfouten, maar complexere patronen die zowel gedachten, gevoelens, lichamelijke sensaties als gedrag omvatten. Voorbeelden van zulke schema’s zijn verlatingsangst, minderwaardigheidsgevoel, wantrouwen, emotionele deprivatie en extreme afhankelijkheid. Young stelde dat mensen deze schema’s in hun jeugd ontwikkelen wanneer belangrijke basisbehoeften, zoals liefde, veiligheid, erkenning of autonomie, onvoldoende worden vervuld.
Daarnaast introduceerde Young het concept van modi (meervoud van modus): gemoedstoestanden of persoonlijkheidsdelen die geactiveerd worden wanneer schema’s opspelen. In schematherapie wordt veel gewerkt met het onderscheiden van disfunctionele kindmodi, copingmodi, oudermodi en richt men zich op het vergroten van de “gezonde volwassene”. Deze dynamische benadering maakt schematherapie flexibel en beter toepasbaar bij cliënten met wisselende stemmingen, zelfbeeldproblemen en relationele moeilijkheden.
Wat schematherapie verder onderscheidt van klassieke CGt, is de nadruk op experiëntiële technieken, zoals imaginatie met rescripting en andere experimentele technieken zoals de meerstoelentechniek of het historische rollenspel. Young begreep dat diepgewortelde pijn niet alleen via praten veranderd kan worden, maar dat cliënten ook emotioneel nieuwe correctieve ervaringen nodig hebben. Door het herbeleven van oude situaties en het herschrijven van de afloop, kunnen cliënten niet alleen rationeel maar ook gevoelsmatig herstellen.
Young publiceerde samen met Janet Klosko het boek “Reinventing Your Life” (in het Nederlands vertaald als “Leven in je Leven”), dat bedoeld is voor een breed publiek. In dit boek introduceert hij op toegankelijke wijze zijn concept van valkuilen, oftewel schema’s, en geeft hij mensen handvatten om deze patronen zelfstandig te doorbreken. Dit boek is al jaren een groot succes en maakte zijn werk bekend buiten de klinische wereld.
Voor professionals schreef hij samen met Marjorie Weishaar het handboek “Schema Therapy: A Practitioner’s Guide”, waarin hij zijn volledige theorie en behandelmethoden systematisch uiteenzet. Dit werk geldt nog steeds als een belangrijk werk voor therapeuten die met schematherapie werken.
In de loop der jaren is schematherapie stevig wetenschappelijk onderbouwd, met onderzoek dat de effectiviteit bij onder andere borderline persoonlijkheidsstoornis, chronische depressie en complexe angststoornissen bevestigde. Internationaal heeft zijn methode zich naar tientallen landen verspreid en werd het geïntegreerd in behandelteams binnen GGZ-instellingen en privépraktijken.
Jeffrey Young staat bekend als een gedreven, maar toegankelijke denker die de klinische praktijk altijd centraal stelt. Hij combineert zijn wetenschappelijke achtergrond met een grote sensitiviteit voor de emotionele behoeften van cliënten. Zijn vermogen om theorie, praktijk en menselijkheid te verbinden, maakt hem tot een sleutelfiguur in de ontwikkeling van een diepere, ervaringsgerichte cognitieve gedragstherapie.
Tegenwoordig blijft schematherapie zich verder ontwikkelen en uitbreiden, onder invloed van inzichten uit de hechtingstheorie, de neurobiologie en de derde generatie gedragstherapieën. De fundamenten die Young heeft gelegd — het belang van vroege emotionele ervaringen, het werken met modi, en het herstellen via nieuwe ervaringsgerichte technieken — vormen nog steeds de kern van schematherapie.
Jeffrey Young heeft met zijn werk niet alleen het cognitieve gedragshterapeutische model verdiept, maar ook duizenden mensen geholpen zichzelf beter te begrijpen en patronen te doorbreken die lange tijd als onveranderlijk werden gezien. Zijn bijdrage aan de psychologie ligt in de combinatie van helder denken, praktische toepasbaarheid en oprechte aandacht voor de diepste menselijke behoeften!