de grondlegger van de psychoanalytische psychotherapie

Sigmund Freud

Sigmund Freud

Sigismund Schlomo Freud werd geboren op 6 mei 1856 in Freiberg in Moravië, een stadje dat toen deel uitmaakte van het Oostenrijkse keizerrijk (tegenwoordig Příbor in Tsjechië). Hij was het eerste kind van Jakob Freud en diens derde vrouw, Amalia Nathanson. Zijn vader, een koopman in wol, was twintig jaar ouder dan zijn moeder en had reeds twee volwassen zonen uit een eerder huwelijk. Freud groeide op in een relatief arm, maar intellectueel geïnteresseerd joods gezin.

 

Deze familie, met een vaderfiguur die oud, streng en soms autoritair was, en een moeder die jong, liefdevol en bewonderend was tegenover haar zoon, vormde waarschijnlijk het psychologisch kraambed van Freuds latere theorievorming. Hij was zijn moeders oogappel, zij noemde hem vaak “mein goldener Sigi”, wat suggereert dat hij reeds vroeg een bijzondere positie innam binnen het gezin. Veel psychoanalytici beschouwen deze ouder-kindrelatie als een prototype van de latere Oedipuscomplex-theorie.

 

Toen Freud vier jaar oud was, verhuisde het gezin naar Wenen, een stad waar hij de rest van zijn leven zou wonen (tot aan zijn vlucht in 1938). Hoewel de familie armoede kende, werd hij toch goed opgeleid, mede omdat zijn moeder zijn intellectuele gaven erkende en steunde. Hij was een uitstekende leerling en leerde naast zijn moedertaal Duits ook Frans, Italiaans, Spaans, Engels, Grieks, en Latijn.

 

In 1873 begon Freud aan zijn studie geneeskunde aan de Universiteit van Wenen. Oorspronkelijk had hij een interesse in filosofie en rechten, maar hij koos toch voor de geneeskunde, vermoedelijk vanwege praktische overwegingen. Zijn academische carrière duurde relatief lang (negen jaar), omdat hij zich intensief bezighield met neurologisch onderzoek en daarbij werkte in het laboratorium van Ernst Brücke, een vooraanstaand fysioloog en aanhanger van het materialisme. Hier raakte Freud doordrongen van het idee dat alle psychische processen in principe verklaarbaar zijn vanuit fysieke, biologische mechanismen.

 

Freuds vroege onderzoek richtte zich vooral op het zenuwstelsel. Hij deed onder meer onderzoek naar de anatomie van het ruggenmerg van vissen en de zenuwbanen in het menselijk brein. In deze periode was hij nog volledig geworteld in de natuurwetenschappelijke benadering, en stond hij ver af van de speculatieve psychologie waarvoor hij later bekend zou worden.

 

Na het afronden van zijn opleiding begon Freud te werken in het Weense Allgemeines Krankenhaus. In 1884 kwam hij in contact met cocaïne, een stof die toen nog niet als verslavend bekend stond. Hij experimenteerde ermee en schreef er enthousiast over, onder andere als mogelijk middel tegen depressie en morfineverslaving. Dit leidde tot controverse, vooral toen bleek dat een collega door cocaïnegebruik ernstige schade opliep.

 

In 1886 trouwde Freud met Martha Bernays. Het paar kreeg zes kinderen, onder wie Anna Freud, die later een belangrijke psychoanalytica zou worden. Kort na zijn huwelijk vestigde Freud zich als neuroloog en begon hij zijn privépraktijk, waarin hij zich toelegde op het behandelen van hysterische patiënten.

 

Een belangrijk keerpunt in zijn loopbaan kwam toen hij samenwerkte met de Weense arts Josef Breuer, met wie hij het beroemde geval van “Anna O.” behandelde – een jonge vrouw met hysterische symptomen die verlicht werden door het vertellen van haar ervaringen. Deze methode, die Breuer en Freud later de “cathartische methode” noemden, werd de basis van wat Freud verder zou uitbouwen tot de psychoanalyse.

 

Rond 1895 begon Freud zich los te maken van de neurologie als verklaringsmodel en richtte hij zich steeds meer op psychische processen. Hij begon dromen te analyseren, introduceerde de vrije associatie, en raakte overtuigd dat onbewuste conflicten ten grondslag liggen aan psychische klachten.

 

In 1900 verscheen zijn invloedrijke werk “Die Traumdeutung” (De droomduiding), waarin hij stelde dat dromen uitdrukkingen zijn van onbewuste verlangens – vaak seksuele in aard – die door censuurmechanismen vervormd worden. Dit werk wordt vaak gezien als de formele geboorte van de psychoanalyse.

In de jaren daarna werkte hij zijn theorieën verder uit. Hij introduceerde concepten als het id, ego en superego, het Oedipuscomplex, verdringing, weerstand, overdracht en tegenoverdracht. Zijn werk riep veel weerstand op in wetenschappelijke kringen, maar trok ook aanhangers zoals Carl Gustav Jung, Alfred Adler, Wilhelm Stekel en Otto Rank. Met hen vormde hij de Wiener Psychoanalytische Vereinigung, een invloedrijke groep die de psychoanalytische leer verspreidde. De groep viel later uiteen door ideologische verschillen, vooral met Jung en Adler.

 

Freud leed in zijn latere leven aan mond- en keelkanker, vermoedelijk het gevolg van zijn zware rookverslaving (hij rookte dagelijks meer dan twintig sigaren). In de jaren dertig kreeg hij toenemende politieke druk door de opkomst van het nazisme. Als Jood werd zijn positie in Oostenrijk gevaarlijk. In 1938, na de Anschluss (de annexatie van Oostenrijk door nazi-Duitsland), vluchtte Freud met zijn familie naar Londen. Zijn vier zussen bleven achter en werden later vermoord in concentratiekampen.

 

Freud overleed op 23 september 1939 in Londen. Op zijn uitdrukkelijke verzoek kreeg hij een euthanasie-achtige behandeling met morfine om het lijden door zijn kanker te beëindigen.

 

Freuds invloed op de psychologie, cultuur, kunst en filosofie is enorm. Hoewel veel van zijn theorieën tegenwoordig als speculatief of zelfs achterhaald worden beschouwd (met name de seksuele ontwikkelingsfasen en zijn kijk op hysterie), geldt hij nog steeds als een grondlegger van het denken over het onbewuste, over afweermechanismen, en over de rol van kinderlijke ervaringen in het volwassen functioneren.

 

Hij bracht een taal voort waarmee we over innerlijke conflicten, driften, dromen en neuroses konden spreken. Zijn werk vormde de basis van talloze stromingen, waaronder de moderne psychodynamische therapieën en sommige onderdelen van cognitieve gedragstherapie (denk aan schema’s, afweer, automatische gedachten).

 

Freud was een briljant, compromisloos denker met een diep geloof in de menselijke irrationaliteit. Hij zette zijn stempel op een eeuw waarin het idee van de “redelijke mens” langzaam plaatsmaakte voor een meer gelaagd en getormenteerd beeld van de menselijke psyche.