een diepere en meer emotioneel gerichte vorm van CGt

Schematherapie

Schematherapie is een vorm van psychotherapie die is ontwikkeld om hardnekkige, negatieve patronen bij mensen te doorbreken. De therapie werd in de jaren 90 van de vorige eeuw ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Jeffrey Young. Young werkte als cognitief gedragstherapeut, opgeleid door Aaron Beck zelf. Hij merkte dat sommige cliënten, vooral mensen met diepgewortelde problemen of persoonlijkheidsstoornissen, onvoldoende baat hadden bij traditionele cognitieve gedragstherapie. Rationeel begrijpen deze mensen dat hun manier van denken niet klopt, maar het voelt voor hun niet kloppend, aldus Young. Schematherapie bouwt voort op technieken uit de CGT, maar combineert die met diepere inzichten uit de hechtingstheorie, Gestalttherapie en psychoanalyse. Hierdoor ontstond een integratieve therapievorm die niet alleen op denken en gedrag focust, maar ook op diepgewortelde emotionele patronen.

 

Schema’s

Een centraal uitgangspunt van schematherapie is het begrip schema. Een schema is een diep ingesleten patroon van gedachten, gevoelens en herinneringen over jezelf en anderen. Schema’s ontstaan meestal in de jeugd als bepaalde fundamentele behoeften, zoals liefde, veiligheid of waardering, niet goed vervuld zijn. Schema’s vormen als het ware de bril waardoor je de wereld bekijkt. Als je bijvoorbeeld als kind weinig aandacht kreeg, kan het schema “ik ben niet belangrijk” ontstaan. Zelfs als volwassenen later wel waardering tonen, blijft dat schema onbewust actief. Schema’s zijn relatief stabiel en beïnvloeden hoe je situaties interpreteert en hoe je je voelt.

 

De achttien schema’s

In schematherapie worden achttien veelvoorkomende schema’s onderscheiden. Dit zijn onder andere:

 

  • Verlating: de angst dat belangrijke anderen je zullen verlaten.
  • Wantrouwen en misbruik: het diepgewortelde idee dat anderen je zullen misbruiken, belazeren of kwetsen.
  • Emotionele deprivatie: de verwachting dat je emotioneel tekort zult komen.
  • Minderwaardigheid: het gevoel dat je defect bent en minder waard dan anderen.
  • Sociaal isolement: het gevoel er niet bij te horen of anders te zijn dan anderen.
  • Afhankelijkheid en incompetentie: de overtuiging dat je niet zelfstandig kunt functioneren.
  • Kwetsbaarheid voor ziekte en rampspoed: de constante angst dat er iets vreselijks gaat gebeuren.
  • Verstrengeling en onderontwikkeld zelfschema: moeite om een eigen identiteit te ontwikkelen.
  • Mislukking: de verwachting dat je op belangrijke gebieden zult falen.
  • Onderwerping: het gevoel dat je altijd moet buigen voor de wil van anderen.
  • Zelfopoffering: de neiging jezelf steeds weg te cijferen voor anderen.
  • Zoektocht naar goedkeuring en erkenning: een sterke afhankelijkheid van andermans waardering.
  • Negativisme en pessimisme: de neiging vooral de negatieve kanten van het leven te zien.
  • Emotionele geremdheid: moeite om gevoelens te tonen of spontaniteit te laten zien.
  • Meedogenloze normen en overdreven kritisch zijn: jezelf voortdurend onder hoge druk zetten.
  • Opgeblazen zelfbeeld of grootheidsfantasieën: jezelf beter vinden dan anderen om gevoelens van minderwaardigheid te maskeren.
  • Gebrek aan zelfbeheersing of zelfdiscipline: moeite om impulsen te beheersen.
  • Strafschema: de overtuiging dat fouten hard bestraft moeten worden.

 

Deze schema’s vormen dus de diepste laag van het beeld dat je hebt van jezelf, de wereld en de ander: ze sturen onbewust je denken, voelen en handelen.


Het modus-model
De laatste jaren wordt het modus-model steeds meer gebruikt binnen de schematherapie.
Een modus is een tijdelijke gemoedstoestand waarin één of meerdere schema’s op dat moment actief zijn. Waar schema’s stabiele overtuigingen zijn, zijn modi meer de stemmingen en gedragspatronen die op verschillende momenten kunnen opduiken. Wanneer een schema geactiveerd wordt, schiet je vaak in een modus die bepaalt hoe je je op dat moment voelt en gedraagt.

 

In schematherapie worden vier hoofdgroepen van modi onderscheiden: kindmodi, copingmodi, oudermodi en de gezonde volwassene.

 

Kindmodi

Kindmodi zijn de delen waarin je emoties voelt zoals je dat als kind deed. Veelvoorkomende kindmodi zijn:

 

  • Het kwetsbare kind: voelt zich bang, verdrietig, verlaten of minderwaardig.
  • Het boze kind: voelt woede omdat behoeften niet zijn vervuld.
  • Het impulsieve of ongedisciplineerde kind: handelt vanuit onmiddellijke behoeften zonder na te denken over de gevolgen.

Copingmodi
Copingmodi zijn de overlevingsstrategieën die je inzet om met schema’s en pijnlijke gevoelens om te gaan. Copingmodi zijn vaak automatische reacties die ooit nuttig waren, maar in het volwassen leven problemen veroorzaken. Er zijn drie basisstijlen van copingmodi:

 

  • Schema-vermijding, bijvoorbeeld de afstandelijke beschermer, waarin je gevoelens afsluit en contact vermijdt.
  • Schema-overcompensatie zoals de persoon die schema’s probeert te overschreeuwen door bijvoorbeeld dominant gedrag bij onzekerheid of perfectionisme.
  • Schema-congruent gedrag, waarin je je overgeeft aan het negatieve schema en je eigen behoeften onderdrukt om afwijzing te voorkomen.

 

Oudermodi

Oudermodi vertegenwoordigen de geïnternaliseerde stemmen van kritische of veeleisende opvoeders uit je jeugd. Deze modi versterken negatieve schema’s en ondermijnen je zelfvertrouwen. Veelvoorkomende oudermodi zijn:

  • De straffende ouder: die zichzelf hard veroordeelt bij fouten.
  • De veeleisende ouder: die zichzelf voortdurend onder druk zet om te presteren en te voldoen aan onrealistisch hoge normen.

Gezonde volwassene

Tegenover al deze kwetsbare en destructieve modi staat de gezonde volwassene. De gezonde volwassene is het deel van jezelf dat verstandig, zorgzaam en evenwichtig is. Het doel van schematherapie is om de gezonde volwassene sterker te maken, zodat die kan zorgen voor het kwetsbare kind, destructieve copingmechanismen kan herkennen en begrenzen, en de negatieve invloed van oudermodi kan verminderen.

 

Schematherapie richt zich dus op drie doelen: het herkennen en begrijpen van je schema’s, het bewust worden van je modi en hoe die schema’s tot leven brengen, en het ontwikkelen van een sterkere gezonde volwassene die nieuwe, gezondere patronen kan opbouwen. Door deze aanpak ontstaat er ruimte om oude patronen los te laten en nieuwe ervaringen op te doen die beter aansluiten bij je behoeften in het hier-en-nu.

 

Schematherapie is geen korte route; het is een intensief proces waarin je oude pijn, verdedigingsmechanismen en zelfbeelden onder ogen komt. Maar voor veel mensen biedt het een diepgaande weg naar heling, meer zelfcompassie en authentiek leven. Lees meer.


Geraadpleegde bronnen

Young, J. E., Klosko, J. S., & Weishaar, M. E. (2003). Schema Therapy: A Practitioner’s Guide. New York: Guilford Press.

Arntz, A., & Jacob, G. (2012). Schema Therapy in Practice: An Introductory Guide to the Schema Mode Approach. Chichester: Wiley-Blackwell.

Beck, A. T. (1976). Cognitive Therapy and the Emotional Disorders. New York: International Universities Press.

Ball, S. A., & Young, J. E. (2000). Schema-focused therapy for personality disorders. In J. F. Clarkin & M. F. Lenzenweger (Eds.), Major Theories of Personality Disorder (pp. 282–318). New York: Guilford Press.

Lobbestael, J., van Vreeswijk, M., & Arntz, A. (2007). Shedding Light on Schema Modes: A Clarification of the Mode Concept and Its Current Status in Research. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 35(1), 97–105.