Lev Semjonovitsj Vygotsky werd geboren op 17 november 1896 in Orsja, een stad in het huidige Wit-Rusland (destijds onderdeel van het Russische Keizerrijk). Hij groeide op in een welgesteld en intellectueel gezin met sterke Joodse wortels. Zijn vader werkte als bankier en zijn moeder was onderwijzeres. Van jongs af aan werd Vygotsky omgeven door literatuur, filosofie en wetenschap, wat zijn brede culturele en intellectuele ontwikkeling stimuleerde.
Vygotsky was een uitzonderlijk begaafde leerling. Hij blonk uit in literatuur, geschiedenis, filosofie en kunst en ontwikkelde een diepgaande belangstelling voor de menselijke geest. Aanvankelijk studeerde hij rechten aan de Universiteit van Moskou, maar volgde daarnaast colleges in psychologie, filosofie en taalkunde. Zijn brede opleiding, gecombineerd met zijn scherpe analytische geest, zou hem later in staat stellen om verschillende vakgebieden op een unieke manier met elkaar te verbinden.
Na zijn studie keerde Vygotsky terug naar zijn geboortestreek, waar hij werkte als leraar, spreker en literair criticus. Pas in de jaren twintig van de vorige eeuw begon hij zich intensief toe te leggen op de psychologie. Dit gebeurde in een tijd van enorme maatschappelijke verandering: na de Russische Revolutie van 1917 was er een sterke focus op sociale hervormingen, inclusief onderwijs en volksontwikkeling. Vygotsky raakte betrokken bij vernieuwende experimenten rond onderwijs, ontwikkeling en geestelijke gezondheidszorg.
In 1924 maakte Vygotsky zijn officiële entree in de wetenschappelijke wereld toen hij werd uitgenodigd om te spreken op het Tweede Russische Psychologiecongres in Leningrad. Zijn presentatie maakte grote indruk en leidde tot een positie aan het Psychologisch Instituut in Moskou. Vanaf dat moment begon zijn korte maar intense academische carrière.
Vygotsky’s werk concentreerde zich op de manier waarop sociale en culturele factoren de menselijke ontwikkeling vormgeven. In tegenstelling tot de dan klassieke theorieën, vanuit waar ontwikkeling werd gezien als een intern biologisch proces, benadrukte Vygotsky dat leren en denken fundamenteel sociaal van aard zijn. Volgens hem ontstaat hoger psychisch functioneren (zoals redeneren, plannen en reflecteren) in eerste instantie in interactie met anderen en wordt het daarna geïnternaliseerd door het individu.
Een van zijn bekendste concepten is de zone van naaste ontwikkeling (zone of proximal development, ZPD). Deze term verwijst naar het verschil tussen wat een kind zelfstandig kan en wat het kan bereiken met begeleiding en ondersteuning van een verder ontwikkeld persoon, zoals een ouder, leerkracht of leeftijdsgenoot. Effectief onderwijs en begeleiding richt zich volgens Vygotsky niet alleen op wat een leerling al beheerst, maar vooral op wat hij of zij nog kan leren met hulp. Door die ondersteuning (“scaffolding”) kan het kind zich ontwikkelen naar een hoger niveau.
Vygotsky legde ook grote nadruk op het belang van taal als instrument van het denken. Hij stelde dat innerlijke zelfspraak (het in gedachten praten met jezelf) ontstaat uit sociale interactie en een essentiële rol speelt in de regulatie van gedrag en het oplossen van problemen. Taal was voor Vygotsky niet slechts een communicatiemiddel, maar een psychologisch hulpmiddel dat ons denken structureert en verrijkt.
In tegenstelling tot Jean Piaget, die de cognitieve ontwikkeling als een universeel proces zag dat in fasen plaatsvond, stelde Vygotsky dat culturele en sociale contexten van doorslaggevend belang zijn. Wat kinderen leren en hoe ze leren verschilt wezenlijk tussen culturen en ontwikkeling kan niet los worden gezien van de sociale omgeving waarin iemand opgroeit.
Helaas werd Vygotsky’s veelbelovende carrière vroegtijdig beëindigd. Hij leed aan tuberculose, een ziekte die hij al op jonge leeftijd had opgelopen en overleed op 11 juni 1934 op slechts 37-jarige leeftijd. Ondanks zijn korte leven liet hij een indrukwekkend oeuvre na van boeken, artikelen en notities, waarvan veel pas decennia later buiten de Sovjet-Unie bekend werden.
In de jaren zestig werd Vygotsky’s werk internationaal herontdekt en gewaardeerd, vooral in het Westen, waar zijn ideeën over sociaal-culturele ontwikkeling en onderwijsrevoluties diepe invloed kregen. Zijn werk vormt tot op de dag van vandaag een fundament onder veel moderne benaderingen in ontwikkelingspsychologie, onderwijskunde, pedagogiek en zelfs in therapie.