de angst voor drukke ruimtes, kleine ruimtes of open ruimtes

Pleinvrees of agorafobie

agorafobie

Agorafobie betekent letterlijk ‘pleinvrees’, afkomstig uit het Grieks: agora (marktplein) en phobos (angst). Het verwijst naar de angst voor situaties waarin ontsnappen moeilijk of hulp niet beschikbaar lijkt als er paniek optreedt. In de praktijk gaat het vaak om het vermijden van drukke plekken, krappe ruimtes zoals een lift, reizen met openbaar vervoer, in de rij staan bij de kassa of alleen buitenshuis zijn. De angst ligt meestal niet aan die plekken zelf, maar aan het idee dat men geen controle heeft, hulp niet bereikbaar is of dat een paniekaanval kan optreden.

 

Er is sprake van agorafobie als iemand structureel situaties vermijdt of deze alleen onder bepaalde voorwaarden opzoekt (bijvoorbeeld alleen als iemand meegaat, met tabletten op zak of weten dat iemand telefonisch beschikbaar is), uit angst om in paniek te raken of zich hulpeloos te voelen. De angst is buitenproportioneel en heeft een merkbare impact op het dagelijks functioneren. Het beeld overlapt vaak met paniekklachten of sociale angst.

 

Combinatie met paniek en sociale angst

Agorafobie komt vaak voor in combinatie met paniekklachten. In veel gevallen wordt het ontstaan van agorafobie voorafgegaan door paniekaanvallen: de betrokkene ervaart paniekaanvallen op bepaalde plekken (bijvoorbeeld in de supermarkt) en begint die plekken vervolgens te vermijden omdat er angst bestaat daar opnieuw een paniekaanval te krijgen.

 

Ook met sociale angst bestaat verwantschap: mensen met agorafobie vermijden soms situaties uit angst om afgewezen of bekeken te worden bij een paniekaanval. De kern van sociale angst ligt echter vaak meer in de vrees voor negatieve beoordeling, terwijl het bij agorafobie draait om angst voor lichamelijke verschijnselen en het verlies van controle over het lichaam of de geest.

 

Het ontstaan van agorafobie

Er zijn verschillende wegen waarlangs agorafobie zich kan ontwikkelen. Eén van de belangrijkste verklaringsmodellen komt voort uit de leertheorie, in de eerste plaats door klassieke conditionering. Wanneer iemand een paniekaanval meemaakt in een specifieke situatie (zoals in een drukke trein), kan deze situatie gekoppeld raken aan gevaar. Zo ontstaat een geconditioneerde angstrespons, zelfs al is de situatie op zichzelf onschuldig. Denk aan het vastpakken van een prikkeldraad waarop elektriciteit staat (zoals in een koeienwei).

 

Vervolgens wordt de angst in stand gehouden door operante conditionering: door vermijdingsgedrag, kan iemand met agorafobie geen nieuwe leerervaringen opdoen. Er wordt telkens vanuit gegaan dat in de rij bij de kassa staan dezelfde panieksensaties oproept. Hierdoor gaat iemand niet meer op drukke tijden naar de winkel of neemt deze een veiligheidspersoon mee om de aandacht op te richten. Het uitblijven van een nieuwe paniekaanval wordt nu gezien als bekrachtiging van het op een rustig tijdstip bezoeken van de winkel of aan de aanwezigheid van de veiligheidspersoon en niet aan de moed van de persoon zelf.

 

Er zijn persoonskenmerken te noemen die de kans op agorafobie vergroten. Denk aan:

 

  • Interoceptieve gevoeligheid: een sterke gevoeligheid voor lichamelijke sensaties zoals hartkloppingen of duizeligheid, wat leidt tot angst voor angst.
  • Eeen grote controlebehoefte: het gevoel situaties niet aan te kunnen of de behoefte te hebben alles onder controle te houden.
  • Hypervigilantie: voortdurend scannen op signalen van dreigend onheil, wat angst versterkt en bevestigt.

 

Wat kun je er zelf aan doen?

De meest effectieve behandeling voor agorafobie is exposure, een vorm van gedragstherapie waarbij iemand zichzelf stapsgewijs en herhaaldelijk blootstelt aan de gevreesde situaties, zonder wat dan ook maar te vermijden. Dit leidt tot extinctie of ook wel het uitdoven van de angstrectie. Vaak wordt exposure breder ingebed in een cognitieve gedragstherapie, waarin de irrationele gedachten uitgedaagd worden. Dit kan in het geval van agorafobie heel effectief gedaan worden middels het doen van gedragsexperimenten.

 

Als onderdeel van exposure wordt ook vaak interoceptieve exposure ingezet. Dat betekent dat je bewust lichamelijke sensaties die de bron van angst zijn geworden, zoals hyperventilatie of duizeligheid, inzet om de angst hiervoor te overwinnen.

 

Agorafobie voelt verstikkend, maar herstel is vrijwel altijd mogelijk. Juist door datgene waar je bang voor bent aan te gaan, kan de angst weer afnemen.

 

Geraadpleegde bronnen

Beck, A. T., & Emery, G. (1985). Anxiety disorders and phobias: A cognitive perspective. Basic Books.
Clark, D. M. (1986). A cognitive approach to panic. Behaviour Research and Therapy, 24(4), 461-470.
Barlow, D. H. (2002). Anxiety and its disorders: The nature and treatment of anxiety and panic (2nd ed.). Guilford Press.
American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5e ed.).