de basis van de hedendaagse
Cognitieve gedragstherapie is, zoals de naam al aangeeft, een samenstelling van twee therapiestromingen. Als grondleggers van de gedragscomponent, eigenlijk de kern en het startpunt van de cognitieve gedragstherapie, kunnen de psychologen J. B. Watson (1878 – 1958) en B.F. Skinner (1904 – 1990) genoemd worden. Watson toonde aan dat menselijk leren onder andere door conditionering optreedt. De Russische fysioloog I.P. Pavlov die je op de foto bovenaan deze pagina ziet (1849 – 1936) omschreef in 1902 het principe van de klassieke conditionering waar Watson op voortborduurde. Dat deed hij door dit te generaliseren naar menselijke emoties. Zijn leer (omschreven in het artikel “psychology as the behaviorist views it” uit 1913) wordt ook wel ‘behaviorisme‘ genoemd. Daarin gaat hij ervan uit dat menselijk gedrag volledig wordt bepaald door leerprocessen en de omgeving. Skinner wordt gezien als vertegenwoordiger van het radicale behaviorisme: hij bouwde voort op de ideeën van Pavlov en Watson en voegde het principe van het beloningsleren hier aan toe (operante conditionering). Zie het filmpje hieronder voor een heldere uitleg over beide vormen van conditionering.
Albert Bandura (1925 – 2021) wordt gezien als één van de grondleggers van het cognitieve deel van de cognitieve gedragstherapie. Hoewel hij sociaal psycholoog was en niet werkte met patiënten, heeft zijn onderzoek (gericht op ‘sociaal leren’) een belangrijke invloed gehad op de cognitieve gedragstherapie. Hij toonde bijvoorbeeld aan dat kinderen agressief gedrag kopiëren wanneer zij agressief gedrag van een volwassene te zien krijgen. Hij noemde dit ‘modelling’, een begrip dat nog steeds een belangrijke rol inneemt in de cognitieve gedragstherapie. ‘Self-efficacy’ is een andere bekende term uit de koker van Bandura. Hierbij gaat men ervan uit dat het geloof in het eigen kunnen positieve gevolgen heeft voor de motivatie, het doorzettingsvermogen en de manier waarop iemand omgaat met tegenslagen.
Watson en Skinner (beiden onderzoekers in de gedragswetenschap) beschouwden hun onderzoek als strikt wetenschappelijk en zetten zich van daaruit af tegen de dan vigerende psychoanalytische theorie van Freud (vooral een behandelend medicus). Beide stromingen begeven zich een tijdlang naast elkaar totdat de psychoanalytische psychotherapie het verliest van de gedragstherapie, die zich inmiddels heeft uitgebreid tot cognitieve gedragstherapie. Albert Ellis en Aaron Beck worden gezien als de oervaders van de cognitieve gedragstherapie en zorgden ervoor dat deze therapie als zodanig bekend werd. Lees verder.
Geraadpleegde bronnen
Bandura, A. (1977). Social learning theory. Prentice-Hall.
Bandura, A., Ross, D., & Ross, S. A. (1961). Transmission of aggression through imitation of aggressive models. Journal of Abnormal and Social Psychology, 63(3), 575–582. https://doi.org/10.1037/h0045925
Bandura, A. (1997). Self-efficacy: The exercise of control. W.H. Freeman.
Pavlov, I. P. (1927). Conditioned reflexes: An investigation of the physiological activity of the cerebral cortex (G. V. Anrep, Trans.). Oxford University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1902)
Watson, J. B. (1913). Psychology as the behaviorist views it. Psychological Review, 20(2), 158–177. https://doi.org/10.1037/h0074428
Skinner, B. F. (1938). The behavior of organisms: An experimental analysis. Appleton-Century-Crofts.
Skinner, B. F. (1953). Science and human behavior. Macmillan.